Wijzigingen Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

Het BBV betreft het financieel verslagleggingskader voor provincies en gemeenten. In 2014 heeft een adviescommissie, bestaande uit de VNG, het ministerie van BZK en vertegenwoordigers van gemeenten en provincies, onder voorzitterschap van Staf Depla, wethouder van Eindhoven, een rapport uitgebracht over vernieuwing van het BBV. De op dat moment geldende versie van het BBV dateert van 2004.
De vernieuwing van het BBV is vooral gericht op het verbeteren van de sturingsinformatie en de onderlinge vergelijkbaarheid. Hiermee wordt horizontale sturing en verantwoording verder versterkt. In het Staatsblad 2016, nr. 101 is het wijzigingsbesluit BBV gepubliceerd. De vernieuwing van het BBV bestaat uit zeven ‘thema’s’ die hieronder kort worden toegelicht, met de betekenis hiervan voor de begroting 2017.

Financiële kengetallen

Vooruitlopend op de wijziging van het BBV is in de meicirculaire provinciefonds 2015 al de basisset van vijf financiële kengetallen geïntroduceerd, die opgenomen dient te worden vanaf de begroting 2016 en de jaarrekening 2015. De kengetallen dienen opgenomen te staan in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing en beogen de financiële positie van de provincie voor Statenleden beter inzichtelijk te maken.
Het gebruik van de kengetallen heeft nadrukkelijk geen functie als normeringinstrument in het kader van het financieel toezicht door het Rijk. Provincies kunnen wel eigen normen vaststellen en gebruikmaken van signaleringswaarden, zoals die bijvoorbeeld worden toegepast bij stresstesten.

Betekenis voor begroting 2017

De provincie Utrecht heeft in haar concept herijkte risicomanagementkaderstelling een normering (streefwaardes) uitgewerkt voor de verplichte basisset van vijf financiële kengetallen. Deze normering is grotendeels al toegepast in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de jaarrekening 2015.
In de begroting 2017 zal deze normering volledig zijn doorgevoerd.

Beleidsindicatoren

In het vernieuwde BBV is een basisset van beleidsindicatoren voorgeschreven die provincies (en gemeenten) in de begroting en jaarrekening minimaal moeten gebruiken. Deze indicatoren zijn gericht op een beter inzicht in de begroting en het verbeteren van de onderlinge vergelijkbaarheid van beleidsprestaties tussen provincies. De beleidsindicatoren worden niet voorzien van een normering. Het is aan de provincie zelf om te bepalen of eigen normering gewenst is (overeenkomstig de basisset van vijf financiële kengetallen).

Betekenis voor begroting 2017

Deze vernieuwing heeft voor de begroting 2017 geen gevolgen, omdat de beleidsindicatoren voor provincies nog onderhanden zijn. In IPO-verband is, gelet op de eigenheid van provincies, aangegeven dat het IPO zelf met een voorstel voor de basisset voor provincies zal komen die voor de begroting 2018 verplicht gesteld zal worden bij ministeriële regeling. In de begroting 2017 mogen provincies daarom nog gebruikmaken van de bestaande zelfgekozen beleidsindicatoren.

Taakvelden

De programma-indeling van de begroting blijft voor iedere provincie een vrij te kiezen indeling. De verplichte productenbegroting vervalt, wel dient er verplichte uitvoeringsinformatie naar taakvelden opgenomen te worden. Deze indeling naar taakvelden wordt ook gebruikt voor het aanleveren van financiële informatie aan derden. In bijlage 9 van de decembercirculaire provinciefonds 2015 is al de voorlopige taakveldenlijst voor provincies opgenomen. De definitieve taakveldenlijst wordt bij Ministeriële Regeling vastgesteld.

Betekenis voor begroting 2017

Voor de programmabegroting heeft deze vernieuwing in principe geen gevolgen. Voor de betekenis voor de productenbegroting wordt nog nagegaan welke gevolgen dit heeft en hoe andere provincies hiermee omgaan. Opgemerkt dient te worden dat 2017 een overgangsjaar betreft.

Verbonden partijen

De vernieuwing is er vooral op gericht de prestaties van verbonden partijen en de eventuele risico’s hierbij beter te kunnen beoordelen. In de paragraaf verbonden partijen moet een duidelijke indeling worden gemaakt tussen gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en verenigingen, vennootschappen en coöperaties.
De begrotingsprogramma’s moeten ingaan op de risico’s van deelname in de betreffende verbonden partij(en). Het begrip verbonden partijen dient twee keer per jaar in de p&c-producten te worden toegelicht, of één keer in de vier jaar, via een Kadernota verbonden partijen. Dit omdat niet in alle gevallen direct duidelijk is of er al dan niet sprake is van een verbonden partij.

Betekenis voor begroting 2017

De paragraaf verbonden partijen van de begroting 2017 wordt geheel overeenkomstig de nieuwe vereisten opge-steld. In de (beleids)programma’s worden voor de risico’s van deelname in de betreffende verbonden partij(en) een verwijzing opgenomen naar de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. In die paragraaf worden de risico’s (nader) uiteengezet die wij bij onze verbonden partijen lopen.

Overhead

De paragraaf bedrijfsvoering biedt inzicht in de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. Naast  deze paragraaf dient er in het vernieuwde BBV een (financieel) overzicht voor algemene overheadkosten te worden opgenomen. De overhead wordt hierbij niet langer aan de afzonderlijke programma’s toegerekend, maar wordt als afzonderlijk budget door PS geautoriseerd. Rentekosten worden ook tot de algemene overhead gerekend en worden niet langer doorbelast aan de diverse investeringen. Hier zijn overigens wel uitzonderingen op, bijvoorbeeld ten aanzien van grondexploitaties (zie onder 7.). Onder het ‘oude’ BBV was er zo veel mogelijk sprake van integrale kostprijzen. Dit systeem werd door velen als ingewikkeld en niet transparant ervaren. Bij de overhead wordt tenslotte ook betrokken de berekening van de uurtarieven, wanneer het doorberekeningen in belastingtarieven betreft, dan wel toerekening van personele kosten aan projecten zowel in- als extern gericht. Deze vernieuwing heeft daarom ook gevolgen voor de paragrafen ‘provinciale belastingen en heffingen’ en ‘bedrijfsvoering’.

Betekenis voor begroting 2017

In onze begroting 2017 zal het overzicht ‘overhead’ zijn opgenomen. Aan de exacte uitwerking van dit overzicht en de betekenis hiervan voor de programma’s (ten aanzien van onder meer de doorbelastingen) wordt op dit moment nog gewerkt.

Stelsel van baten en lasten

In het baten en lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en baten ontstaan. Hiermee wordt het mogelijk om integrale kosten en opbrengsten te bepalen. Het BBV gaat uit van het baten en lastenstelsel.
In het BBV moeten investeringen met economisch nut worden geactiveerd en afgeschreven op basis van de verwachte levensduur van het actief (ons provinciehuis wordt bijvoorbeeld over 40 jaar afgeschreven). Het ‘oude’ BBV liet daarnaast de vrijheid om investeringen met een maatschappelijk nut (bijvoorbeeld onze wegen) al dan niet te activeren en indien gewenst versneld af te schrijven.
Met ingang van 2017 moeten ook investeringen met maatschappelijk nut verplicht worden geactiveerd. Het gaat veelal om omvangrijke investeringen, die (onder het oude BBV) in de ene provincie (of gemeente) wel en in de andere provincie niet werden geactiveerd. Deze keuzevrijheid maakt dat veel begrotingen niet goed met elkaar kunnen worden vergeleken. Het maakt voor het saldo van baten en lasten nogal wat uit of je de aanleg van een weg in één keer volledig als kosten meeneemt of gedurende 20 jaar afschrijft. Deze wijziging geldt uitsluitend voor nieuwe investeringen met ingang van 2017.
Het EMU-saldo is gebaseerd op kasbasis. Met het oog op een betere raming en beheersing van het EMU-saldo is het vanaf de begroting 2017 vereist het EMU-saldo meerjarig op te nemen in een begrotingsparagraaf. Om dit mogelijk te maken is een geprognosticeerde balans voorgeschreven voor het jaar t+1 die tenminste de posten moet bevatten die nodig zijn om het EMU-saldo er eenduidig uit af te kunnen leiden. De geprognosticeerde balans moet aansluiten op de balans in de jaarrekening, maar behoeft niet dezelfde mate van detaillering te kennen.

Betekenis voor begroting 2017

De provincie Utrecht heeft er tot op heden voor gekozen om investeringen met een maatschappelijk nut niet te activeren en daarom direct als last te verantwoorden (met uitzondering van Hart van de Heuvelrug). Voor inves-teringen vanaf 2017 mag dit dus niet meer. Dit betekent dat deze investeringen geactiveerd en afgeschreven moeten worden. Dit kan gevolgen hebben voor ons begrotingssaldo: positiever op korte termijn (omdat investeringen niet direct als last worden genomen) en negatiever op langere termijn (als gevolg van de afschrij-vingslasten). Op dit moment wordt er volop gewerkt aan het in kaart brengen van de exacte betekenis van deze wijziging voor onze begroting. Hierop zal in de begroting 2017 afzonderlijk worden ingegaan.
De geprognosticeerde balans en het meerjarig EMU-saldo worden in de begroting 2017 opgenomen in de para-graaf weerstandsvermogen en risicobeheersing. Eventuele knelpunten ten aanzien van het (kunnen) opstellen van de geprognosticeerde balans worden nog in kaart gebracht.

Grondexploitatie

Op de boekwaarde van de niet in exploitatie genomen gronden kunnen met ingang van 1 januari 2016 niet langer rente of andere kosten worden bijgeschreven. Dergelijke gronden worden niet meer als grondexploitatie gezien, maar worden opgenomen onder de materiële vaste activa tegen een boekwaarde die nooit hoger ligt dan de huidige marktwaarde. Er geldt er een overgangsregeling van vier jaar. Wat resteert, zijn de bouwgronden in exploitatie. Deze wijziging betekent dat er minder kosten vanuit de grondexploitatie kunnen worden gedekt. Zo mogen alleen nog werkelijk gemaakte rentekosten worden bijgeschreven. Het voorzichtigheidsbeginsel is hiervoor een belangrijke overweging.

Betekenis voor begroting 2017

De grootste hobbel van deze wijziging is inmiddels genomen. En samen met de overgangsperiode valt de betekenis van deze wijziging voor de provincie Utrecht in de begroting 2017 mee.